#21 Pizza met kilts en doedelzakken (Nederlands)

Waar we elkaar op één januari behalve een gelukkig nieuwjaar ook een gelukkig nieuw decennium toewenste – The Roaring Twenties waren begonnen! – is 2020, amper drie maanden oud, feitelijk gecanceld. Het songfestival, het EK-voetbal, de Olympische Spelen, alles wordt opgeschoven naar volgend jaar. Grote evenementen waar miljoenen mensen reikhalzend naar uitkeken maar nu een gat in onze zomer slaan. Echter, wat nog een veel grotere impact op ons dagelijks leven heeft, zijn juist al die kleine, persoonlijke zaken die niet meer doorgaan: je kappersafspraak, dat ene concert, het voetbaltoernooi of die bruiloft van een collega. Onze agenda’s zijn collectief leeggeveegd. En ondanks dat de wereld voor een gigantische uitdaging staat waartegen alles verbleekt, mag je daar af en toe best een beetje van balen. Zo was afgelopen week er eentje waar ik reikhalzend naar had uitgekeken: woensdag 25 maart stond al maanden rood omcirkeld op mijn digitale kalender. Ik telde de dagen af. Het was namelijk de dag dat Sara, mijn liefste Schots-Italiaanse vriendin, en ik weer herenigd zouden worden. Ze zou me komen opzoeken in Rome – de vliegtickets waren al lang geleden geboekt – en al onze gesprekken gingen inmiddels alleen nog maar over waar we zouden gaan eten, en wat we allemaal zouden gaan doen.

Naast me zat een hoogblonde dame met felblauwe ogen die zich in het Engels aan me voorstelde met een accent dat me meteen deed verslikken in mijn wijn. Wat zei ze?!

Sara en ik waren vanaf de allereerste minuut dat we elkaar leerden kennen in Rome beste vriendinnen. Met sommige mensen heb je dat gewoon. Alweer bijna vijf jaar geleden gingen we die bewuste, broeierige avond halverwege september als onderdeel van de introductieweek met de Universiteit naar een wijnlokaal. In de kelderachtige ruimte zonder ramen of andere ventilatie stonden grote houten tafels en was het bloedheet. Overal op tafel stonden plastic Coca-Cola flessen gevuld met bruisende rode wijn, rechtstreeks afkomstig uit de vaten van de naastgelegen wijngaard. Waarschijnlijk heb je wel eens witte wijn met bubbels gedronken, maar in de omgeving van Rome vind je ook rode bubbelwijn. Deze rode bubbelwijn was overigens het enige dat er te drinken was, en werd dan ook onbeperkt bijgevuld. Aanvankelijk een beetje onwennig omdat we elkaar nog niet kenden, schoof iedereen aarzelend tegen elkaar aan – lekker plakkerig – op de krappe houten banken. Naast me zat een hoogblonde dame met felblauwe ogen die zich in het Engels aan me voorstelde met een accent dat me meteen deed verslikken in mijn wijn. Wat zei ze?! Op mijn vraag waar ze vandaan kwam, antwoordde ze tot mijn verbazing:“Italy”. Haar vader althans, haar moeder kwam uit Glasgow, waar ze zelf ook opgegroeid was. Vandaar het accent. We begonnen meteen te kletsen en zijn eigenlijk nooit meer opgehouden. Na ladingen pasta en rode wijn merkte ik de rollende R al nauwelijks meer op en fungeerde ik als een ware tolk tussen Sara en Julia, een Braziliaans vriendinnetje dat duidelijk meer moeite had met de Schotse tongval, wat weer voor hilarische taferelen zorgden. Een Nederlandse die het Engels van een Schotse – wiens moedertaal Engels is – moest vertalen naar een Engels dat de Braziliaanse kon verstaan. Volg je me nog?

Vanaf dat moment waren we onafscheidelijk, Sara en ik. We deden alles samen

Vanaf dat moment waren we onafscheidelijk, Sara en ik. We deden alles samen, van onze zelfbedachte ‘Fitness Tuesdays’ (waarop we na onze colleges op dinsdag naar mijn appartement gingen, bij gebrek aan yogamatjes onze strandhanddoeken op de grond legden, een half uur lang een super intensieve fitness-video op Youtube volgden en vervolgens kip met spinazie aten zodat we de andere zes dagen van de week zonder zorgen pizza’s, pasta’s en gelato konden wegwerken) tot urenlang koffiedrinken onder de parasols van de universiteitsbar. Van nachtenlang dansen in de Romeinse discotheken tot een tenenkrommende presentatie verzorgen voor een compleet in het Italiaans gegeven vak waarbij we in de voorbereidingsweken onze arme teamgenoot Antonio – die de pech had bij twee super op elkaar ingespeelde en hyperactieve meiden in het groepje te zijn ingedeeld – op elk tijdstip van de dag (en nacht) mailden met het ‘dringende verzoek’ betere bijdragen voor het project aan te leveren, natuurlijk mierzoet ondertekend met ‘Grazie mille, sei il migliore’, ‘je bent de beste’. 

Al in de eerste maanden riep ze dat ik een keer met haar mee moest gaan op familiebezoek, en een weekend halverwege april was het dan eindelijk zo ver

Hoe langer Sara en ik met elkaar optrokken, hoe meer het me duidelijk werd met welke fantastische combinatie aan roots ze was gezegend. De grenzeloze gastvrijheid, opgewektheid en humor van de Schotten gecombineerd met de stijlvolle, passionele kunst van het levensgenieten van de Italianen. Inmiddels kan ik zonder twijfel zeggen dat zowel Schotten als Italianen mijn lievelingsmensen zijn. Sara’s nonna en tantes (en neefjes, ooms, achterneven, oudtantes…) wonen in Barga, een klein dorpje in de bergen van Toscane, niet heel ver bij Lucca vandaan. Al in de eerste maanden riep ze dat ik een keer met haar mee moest gaan op familiebezoek, en een weekend halverwege april was het dan eindelijk zo ver. We hadden een hele, door Sara zorgvuldig geplande, reis voor de boeg. Op vrijdagmiddag namen we vanuit de universiteit een bus naar het grote station van Rome, om hier de hogesnelheidslijn naar Firenze te nemen. Daar volgde een overstap richting Lucca, om vanuit hier op een boemeltreintje naar Barga te stappen, de bergen in. 

Iedere keer dat ik Sara in Glasgow opzoek, belanden we wel weer in een koffiezaak of pizzeria met een schildering op de muur die me wel héél bekend voorkomt. “Is that…?”, “Yup”, antwoordt Sara me dan standaard als ze mijn vragende blik ziet

Barga, het meest Schotse dorp in Italië, is zo’n uniek stukje Italië dat zelfs Jamie Oliver hier ooit een blog aan heeft gewijd. Ver afgelegen van de gebaande toeristische paden in Toscane die jaarlijks worden overspoeld met toeristen, ligt een dorpje in de bergen waar de gesprekken in de pizzeria moeiteloos overgaan van Italiaans naar Engels (met hevig Schots accent), waar de inwoners al decennialang dagelijks Schotse telefoonnummers draaien om even met familieleden bij te kletsen en waar de Italiaanse priester al lang niet meer opkijkt van bruidegoms die op hun grote dag in een kilt in zijn kerk verschijnen. Om dit alles te verklaren, moeten we de geschiedenis induiken. Vanaf het eind van de 19eeeuw tot na de Tweede Wereldoorlog zijn er grote getalen Italianen weggetrokken op zoek naar een betere toekomst. Door een toevalligheid kwamen een aantal inwoners van Barga terecht in de buurt van Glasgow. Dat beviel goed, en door deze verhalen volgden vele families. Inclusief de grootouders van Sara, die na hun werkzame leven in Schotland weer terugkeerden naar de Toscaanse zon. Haar vader bleef in Schotland, waar hij met een Glaswegian girl trouwde. Net zoals Barga een‘wee piece of Scotland’ is (‘wee’ is het Schotse woord voor klein), vind je in Glasgow een grote Italiaanse community. Iedere keer dat ik Sara in Glasgow opzoek, belanden we wel weer in een koffiezaak of pizzeria met een schildering op de muur die me wel héél bekend voorkomt. “Is that…?”, “Yup”, antwoordt Sara me dan standaard als ze mijn vragende blik ziet. Dat is het kerkje en dorpsplein van Barga. 

Nog maar net uitgestapt, werd de serene avondlucht gevuld met een schelle, enthousiaste vrouwenstem “You look like twins!”

Het was al tegen de avond toen de trein luid piepend en krakend tot stilstand kwam op een haast verlaten stationnetje. Nog maar net uitgestapt, werd de serene avondlucht gevuld met een schelle, enthousiaste vrouwenstem – “You look like twins!” – die aan Sara’s tante, zia Frida, toebehoorde en ons kwam oppikken. Een wervelwind van energie met de passie van een Italiaanse donna, maar een onmiskenbaar accent van de westkust van Schotland waar zelfs na decennia nog geen zweempje Italiaans in doorklonk. Vanaf dat moment werd ik compleet ondergedompeld in de gezellige chaos van het dorp. Ons nog maar net geïnstalleerd in haar heerlijke huisje, moesten we ons haastten naar de Irish pub, waar we ons in een gezelschap van wel een stuk of twaalf mensen – allemaal familieleden of kennissen – tegoed deden aan burgers en jawel, fish and chips. Een live-band speelde rockklassiekers en zia Frida beklom het podium om haar goede stem te laten horen. De alcohol vloeide rijkelijk en het was al ver na middennacht toen we terug naar huis wandelden. We moesten echter nog een pitstop maken bij een barretje waarvan de eigenaar een goede vriend van Sara’s vader was, die we natuurlijk de hartelijke groeten moesten overbrengen. Vanzelfsprekend mochten we niet gaan zonder nog een laatste shotje te hebben genomen. Zaterdagochtend zaten we dan ook, ondanks de afwezige zon vandaag, met een grote zonnebril aan onze cappuccino op het terras op het dorpsplein. Na een verfrissend wandelingetje door het prachtige middeleeuwse dorp volgde de familielunch. Haar neefjes kwamen terug uit school – op veel plekken in Italië gaan de kinderen op zaterdagochtend nog naar school – en weer zaten we met een grote groep mensen aan tafel. Het deed Sara en mij goed, beiden echte familiemensen maar allebei nu ver weg van onze families in Rome, en we genoten van het gezellige lawaai dat haar jonge neefjes produceerden. 

Gewillig gingen we op onze hurken zitten om te poseren met de labrador, maar onmiddellijk begon de oude man te roepen dat we rechtop moesten staan

Het hele weekend was eigenlijk een aaneenschakeling van hoogtepunten, maar mijn favoriete moment was wel de zondagmiddag, toen we met Sara’s nonna, oudtante (zus van haar nonna), tante en achtertante (dochter van de oudtante) naar de plaatselijke trattoria gingen voor de zondagse lunch. Nadat één van de oudere heren aan het tafeltje naast ons al af en toe stiekem onze kant op gluurde – maar door zia Frida meteen van een scherpe opmerking werd bediend zodat hij zijn blik weer vlug op zijn dampende bord pasta richtte – zag hij na de lunch zijn kans schoon. We stonden allemaal buiten in het zonnetje wat te kletsen toen de oudere heer aan de kok van het restaurant vroeg een foto van Sara en mij te maken met zijn hond. Gewillig gingen we op onze hurken zitten om te poseren met de labrador, maar onmiddellijk begon de oude man te roepen dat we rechtop moesten staan. “Maar zo krijg ik de hond niet goed op de foto”, zei de kok nog, waarop de oude man luid tierend in het plaatselijke dialect losbarstte dat die hond hem helemaal niks kon schelen. Zia Frida kwam ondertussen niet meer bij van het lachen. 

“Oh nonna, please”, zei Sara nog, niet snappend wat er aan de hand was. Totdat we opkeken

Sara’s nonna bleek een echte Italiaanse donna met gevoel voor drama. Hoewel ze net van tevoren nog prima zelf kon lopen, commandeerde ze Sara en mij nu om haar elk aan een kant bij de arm te nemen. Met een slakkengang zette ze de ene voet na de andere. Wij probeerden een beetje vaart te maken, maar daarop siste nonna ons toe “langzamer!”. “Oh nonna, please”, zei Sara nog, niet snappend wat er aan de hand was. Totdat we opkeken. Een politieauto was gestopt en de twee carabinieri – echte macho’s van een jaar of dertig – leunden nonchalant tegen hun glimmend opgepoetste dienstwagen terwijl ze de situatie rustig gadesloegen vanachter hun gouden pilotenzonnebrillen. Nonna kende dit spelletje maar al te goed, en voerde als een ware actrice het toneelspelletje op. Schrijdend bewogen we ons gedrieën voort, om op het moment dat we de twee heren in uniform passeerden de pas nog wat verder te vertragen. Met haar neus in de lucht, de twee carabinieri zogenaamd straal negerend, siste nonna net iets te hard: “En kijken ze? Kijken ze naar jullie?”. 

En dat Schotse accent? Zelf merk ik dat helemaal niet meer op. Totdat een Engelse me laatst in Rome vroeg of ik soms Schotse roots had…

Wat was het een fantastisch weekend. Ik moest mezelf er constant aan herinneren in Italië te zijn, als er in de verte weer eens de klanken van doedelzakken door de smalle straatjes galmden. Sara en ik hebben het nu, vier jaar later, nog vaak over deze heerlijke dagen. Afgelopen week werd haar nonna negentig jaar en nadat Sara een paar dagen bij mij in Rome zou zijn geweest, zou ze zich bij haar familie voegen in Barga die weer eens helemaal compleet zou zijn voor deze bijzondere gebeurtenis. Helaas gooide het coronavirus ook hier roet in het eten, maar met een grote glimlach heb ik de filmpjes gekeken die Sara me doorstuurde van een evengoed blije, en in goede gezondheid verkerende, nonna. Want wat mogen we dankbaar zijn voor al die digitale manieren waarop we elkaar toch kunnen spreken en zien. Natuurlijk hebben Sara en ik gevideobelt deze dagen en ik besef maar weer eens hoe bijzonder onze vriendschap is. We delen elk detail van ons leven met elkaar en ondanks dat we elkaar maar zo’n twee keer per jaar zien (maar dan wel gelijk vier volle dagen), voelt het alsof we altijd dichtbij elkaar zijn. En dat Schotse accent? Zelf merk ik dat helemaal niet meer op. Totdat een Engelse me laatst in Rome vroeg of ik soms Schotse roots had…

Sara en ik op zaterdagochtend op de bank bij zia Frida in Barga. April 2016

2 thoughts on “#21 Pizza met kilts en doedelzakken (Nederlands)”

  1. Heerlijke herinneringen. Je gaat er zeker nog veel maken met Sara en hopelijk heel snel! Xx

Comments are closed.