Niet onregelmatig krijg ik de vraag waar ik elke week de inspiratie voor mijn blogs vandaan haal. Een aantal keren in de afgelopen weken kreeg ik te horen dat ik ‘nu vast geen blogs zou schrijven met dit corona-gedoe’. Want wie maakt er nog wat mee? Steevast begin ik dan te lachen, ik zit nooit om inspiratie verlegen! Eh, tot nu dan. Voor het eerst in een half jaar tijd had ik afgelopen weekend echt even geen idee. Ik appte mijn vriendinnen om raad. Allerlei suggesties kwamen binnen – ook hele goede overigens – maar op de een op andere manier voelde ik ‘m niet. En wat betreft het schrijven van stukjes geldt dat ik gelijk weet of er een verhaal inzit. Zo zijn de meeste van mijn blogs begonnen met één enkele zin, een anekdote of een uitspraak die zonder enige planning de zinnen vervolgens als vanzelf over het digitale papier laten vloeien. Opeens herinner ik me een berichtje van mijn Italiaans docente van de taalschool in Napels waarin ze me vraagt of ik ook eens wil schrijven over mijn tijd in deze Zuid-Italiaanse stad vorig jaar zomer. Ik voel ‘m!
Die twee heerlijke, gestoorde en kleurrijke maanden die mijn leven in een met vlagen mierzoete, maar af en toe ook keiharde wervelwind en stroomversnelling brachten
Napule, oh Napule, zoals Napels in het Napolitaans heet. Waar moet ik in vredesnaam beginnen? Die twee heerlijke, gestoorde en kleurrijke maanden die mijn leven in een met vlagen mierzoete, maar af en toe ook keiharde wervelwind en stroomversnelling brachten. Twee maanden die wel een jaar leken, en tegelijkertijd voorbij vlogen. Alleen al bij het horen van de naam loopt mijn hoofd over van de herinneringen. Want waarover nu uit te wijden in deze blog?
Terwijl ik compleet gestrekt op de grond lag en zij met haar volle gewicht (ze voldeed volledig aan het clichébeeld van de voluptueuze operazangers) op mijn buik hing om me de juiste ademhalingstechnieken aan te leren, verzekerde ze me dat iedereen opera kon zingen met een beetje oefening
Over die keer dat ik met mijn nieuwe Napolitaanse vrienden die ik nog geen 24 uur eerder op een pleintje had leren kennen met een kajak de zee op ging, we stopten in de mooiste baai van Napels om Romeinse onderwater ruïnes te bewonderen en ik na minder dan een minuut gegrepen werd door een gigantische kwal die weigerde los te laten?
Over hoe één van mijn nieuwe beste vrienden me vervolgens als een doorgewinterde Baywatch over zijn schouders gooide en de rotsen opsleurde? Door deze heldhaftige reddingsactie kon ik overigens nog een week lang niet normaal op mijn geschaafde billen zitten.
Over de Zuid-Koreaanse priester in mijn Italiaans klasje die elke pauze mijn koffie en cornetto (een Italiaans croissantje) betaalde, maar nooit een woord met me wilde wisselen? Na de eerste week heb ik mijn pogingen tot een gesprek maar gestaakt en het bij een grazie mille en mijn vriendelijkste glimlach gelaten.
Over hoe ik midden op de oudste markt van Napels woonde, de Pignasecca, en hoe mijn buurman – de groenteverkoper die elke dag van vijf uur ’s ochtends tot elf uur ’s avonds bij zijn uitgestalde tomaten en meloenen stond – me nooit de straat liet verlaten voordat ik een gedetailleerde beschrijving had gegeven van waar ik heenging en met wie? Die ene keer dat ik om zes uur ’s ochtends in een vuurrode jurk naar buiten kwam omdat ik met een vriend wat foto’s ging schieten in het prachtige ochtendlicht, vertrouwde hij mijn verhaal voor geen cent.
Over hoe ik de hele straat op stelten heb gezet toen mijn bikini per ongeluk van de waslijn was gevallen bovenop de brede luifel van de visboer en de overbuurman vanuit zijn balkon op driehoog aanwijzingen moest geven waar de visboer precies – staande op een veel te korte trapladder – met zijn bezem moest porren in een poging de bikini eraf te krijgen?
Over de lieve signora bij wie ik woonde – dochter van een bekende Napolitaanse volkszanger die grote bekendheid genoot in de jaren tachtig – die me elke ochtend met een luid Ciao Bambola! begroette, en elke zondag in de kerk bad dat ik maar snel een rijke man mocht ontmoeten? Hij mocht alleen absoluut niet Napolitaans zijn zei ze, want van Napolitanen had ze schoon genoeg gehad.
Over hoe ik met haar de afspraak had gemaakt dat als er kakkerlakken in huis zaten, ik ze op zou ruimen aangezien zij er doodsbang voor was, maar ook ik een held op sokken bleek toen ik ’s nachts een keer thuiskwam en er eentje door de gang liep? Ik heb toen net gedaan alsof ik ‘m niet had gezien, dus toen ik een paar uur later wakker werd van een luid gegil, wist ik precies hoe laat het was.
Over hoe een van de jongens van de strandtent waar ik bijna dagelijks kwam zijn baas de hele zomer heeft voorgehouden dat ik zijn vriendin was zodat ik altijd een ligbedje op de eerste rij op de houten vlonder – waar een heerlijk briesje voor de broodnodige verkoeling zorgde – kreeg toegewezen? Het overgrote deel van de Napolitaanse stranden is namelijk geprivatiseerd, en het is er verboden zelf met een handdoekje te gaan liggen.
Over die ene keer dat ik bij Sorbillo heb gegeten, die de lekkerste pizza’s ter wereld (!) serveert, en we de ellenlange wachtrij zomaar mochten passeren omdat ik met Tobia, een studievriend, was die om de hoek is opgegroeid en daarom altijd de voorkeursbehandeling van een koning geniet?
Over hoe ik me, na het pijnlijke kwallen-avontuur, toch liet overhalen om met een stel klasgenoten te gaan kajakken op open zee, deze keer voor een ‘sunset prosecco tour’ en mijn kajakpartner – een bonkige Ier die opschepte veel te kunnen drinken – na drie longdrinks prosecco te dronken was om nog maar een meter verder te peddelen en we geen hand voor ogen meer zagen toen we ver na middennacht eindelijk terugkwamen op het strand?
Over hoe ik besloot zanglessen te nemen, en ik er bij de eerste les achter kwam dat het om opera-lessen ging, gegeven door een van de talentvolste operazangeressen van Napels? Terwijl ik compleet gestrekt op de grond lag en zij met haar volle gewicht (ze voldeed volledig aan het clichébeeld van de voluptueuze operazangers) op mijn buik hing om me de juiste ademhalingstechnieken aan te leren, verzekerde ze me dat iedereen opera kon zingen met een beetje oefening.
Over hoe ik me door een dame op gigantische hakken liet ompraten bloed te doneren in een caravan die dagelijks in de winkelstraat geparkeerd was in ruil voor een gratis bloedonderzoek? Een win-win situatie in mijn ogen: ik wilde nu eindelijk eens van mijn angst voor bloedprikken af en zo’n gratis medische analyse leek me ook wel wat. Tot op de dag van vandaag wacht ik nog op de resultaten die ik via e-mail zou krijgen.
Over de vijfennegentig-jarige Napolitaanse dame waar een vriendinnetje bij inwoonde die zo dement was dat ze elke dag wel vijf gin-tonics dronk en zichzelf bij elk glas hardop de vraag stelde of ze er al een had gehad vandaag? Ook zwichtte mijn vriendin, die behoorlijk anti roken was, uiteindelijk maar voor een sigaret aangezien deze vrouw haar er dagelijks minstens vijf aanbood en iedere keer weer verbaasd haar wenkbrauwen optrok als ze zei niet te roken.
Over die keer dat ik in zee zwom, mijn blik op de Vesuvius vulkaan die als een grote mamma de stad omhelst, en er opeens een dolfijn uit het water sprong? Ondanks het warme water kreeg ik onmiddellijk kippenvel van dat magische moment.
Napule was veel, héél veel, om in me op te nemen, maar ik heb het gedaan. In elke vezel in mijn lijf heb ik Napels gevoeld, en het kan haast niet anders dan dat ik na die twee maanden voor minstens de helft uit pizza bestond
Terwijl al deze beelden van afgelopen zomer weer voorbijflitsen besef ik dat het simpelweg onmogelijk is om mijn Napolitaanse avontuur in één blog te vertellen. Deze herinneringen zijn slechts een fractie van mijn zomer en ik kan er wel een heel boek over schrijven. Ik denk aan al die gezichten die mijn tijd in Napels onvergetelijk hebben gemaakt. Napule was veel, héél veel, om in me op te nemen, maar ik heb het gedaan. In elke vezel van mijn lijf heb ik Napels gevoeld en doorleefd, en het kan haast niet anders dan dat ik na die twee maanden voor minstens de helft uit pizza bestond. De gestolen momentjes achterop de scooter waarin ik mijn ogen even kon sluiten en de wind in mijn gezicht voelde terwijl het lawaai van een stad die nooit stil is even naar de achtergrond werd gebannen, behoren tot mijn dierbaarste herinneringen. Napule, si ‘na pret’. Tiemp’ bell’ ‘e ‘na vot’!
💜