Het is zondagochtend, even na zeven. De regen komt met bakken uit de lucht in Rome, een echte zomerse bui na maanden van droogte. Niks fijner dan zo wakker te worden terwijl ik de zon nog voel die onder mijn huid lijkt te zijn gekropen, en de verdwaalde zandkorrels nog vind in mijn haar. Zou dit dan toch echt het einde van de zomer betekenen? Mariona, mijn Spaanse vriendin die alweer zes jaar in Nederland woont – we hebben elkaar in 2014 tijdens de allereerste week van onze masterstudie in Amsterdam ontmoet – springt uit bed, gooit nog wat laatste spullen in haar koffer en moet dan gaan. Op weg naar het vliegveld, waar haar vliegtuig naar Eindhoven over een paar uur zal vertrekken. Voor mij staat deze zondag vooral in het teken van opruimen, boodschappen doen om de lege koelkast weer te vullen en wasjes draaien. Wasjes van bikini’s voornamelijk, want dat was mijn standaardoutfit de afgelopen week.
Dinsdagochtend boekten we een hotel, en woensdagochtend sprongen we in de trein naar Napels. Hoe we vanuit daar op het eiland zouden komen, zouden ze ons vast in Napels wel kunnen vertellen
De laatste dagen van augustus brachten wij namelijk op Ischia door, het grootste eiland van het beroemde vulkanische trio voor de kust van Napels waar ook Capri en Procida deel vanuit maken. Alhoewel, beroemd… Capri behoeft natuurlijk geen enkele verdere uitleg met haar wereldwijd bekende faam en allure, maar ik ontdekte dat de eilanden Procida en Ischia buiten Italië niet gelijk een belletje doen rinkelen. Capri en Procida had ik vorige zomer vanuit mijn tijdelijke woonplaats Napels al aangedaan, maar op de één of andere manier was Ischia er niet meer van gekomen. Ischia zou ‘het gewoonste’ eiland van de drie zijn. Met haar verschillende dorpen, havens, vele stranden, bergen, maar ook ziekenhuizen en scholen is Ischia een eiland met een bruisend lokaal leven. Er wonen maar liefst 60.000 mensen en is daarmee behoorlijk dichtbevolkt. Toen Mariona en ik maandagavond onder het genot van een pasta carbonara in Trastevere, een prachtige wijk in Rome, bespraken dat we eigenlijk een paar dagen de hete stad uitwilden, schoot Ischia me opeens te binnen. Dinsdagochtend boekten we een hotel, en woensdagochtend sprongen we in de trein naar Napels. Hoe we vanuit daar op het eiland zouden komen, zouden ze ons vast in Napels wel kunnen vertellen. Heerlijk vind ik dat, ergens naartoe vertrekken zonder uitgeprinte reisschema’s met strikte boottijden of andere geplande zaken die je toch alleen maar kunt missen. Twee impulsieve en tamelijk chaotische persoonlijkheden in een Zuid-Italiaanse stad vraagt om een go-with-the-flow aanpak.
Waar de internationale jetset even verderop op Capri vertoeft waar ze gerust vijfentwintig euro betaalt voor een pizza, wordt Ischia voornamelijk bevolkt door Napolitanen. En dat merk (en hoor) je aan alles
Ischia overtrof al mijn verwachtingen. De natuur is er wonderschoon, om over de kristalheldere en azuurblauwe zee die het eiland omringt nog maar te zwijgen. Waar de internationale jetset even verderop op Capri vertoeft waar ze gerust vijfentwintig euro betaalt voor een pizza, wordt Ischia voornamelijk bevolkt door Napolitanen. En dat merk (en hoor) je aan alles. Nog nooit at ik zo’n lekkere pizza margherita die te groot was voor het bord waar het op geserveerd werd en waarvoor we welgeteld drie euro vijftig moesten neertellen. Op de gezellig drukke stranden vertoefden hele Napolitaanse families – de jongste telgen nog maar een paar maanden oud op een dekentje in de schaduw van een bonte parasol, de oudste van de familie ver in de tachtig met een diepgebruinde huid en vele rimpels die een leven lang in de zon verrieden – die voor de lunch niet alleen rijkelijk belegde panini hadden meegenomen, maar ook schalen vol parmigiana di melanzane en bakken vol mozzarelline. Want, zo ontdekten wij ook maar weer eens, het strand maakt ongelofelijk hongerig.
Het was de ongewone combinatie van onze gesproken talen en ons uiterlijk dat de eilandbewoners in de war bracht
Als twee niet-Italianen vielen we dus wel op, maar het was de ongewone combinatie van onze gesproken talen en ons uiterlijk dat de eilandbewoners in de war bracht. We moesten het dan ook vaak wel twee keer herhalen wanneer mensen vroegen waar we vandaan kwamen. Nadat ze Mariona en mij Engels met elkaar hadden horen praten, probeerden ze een beetje stroef en af en toe haperend te vragen waar we vandaan kwamen: “You? Where from?” Vanaf dat moment ontstond standaard de verwarring. Misschien helemaal niet zo gek, want stel je het plaatje zelf even voor.
Na onze standaard introductie die even een paar seconden nodig had om te landen, barstten de vragen los. Wat deden we dan? En hoe kenden we elkaar?
In vloeiend Italiaans klonk dan uit de mond van de hoogblonde dame “Ik woon in Rome, maar ben Nederlandse” terwijl de dame met een overduidelijk Zuid-Europees uiterlijk (waarvan de Italianen vaak in eerste instantie dachten dat ze Italiaanse – of zelfs een lokale eilandbewoonster – zou zijn) antwoordde “Ik woon in Nederland, maar ben Spaanse”. Wetende dat het Spaans voor Italianen, en al helemaal voor Napolitanen die een lang verleden kennen onder Spaans heerschap dat de Napolitaanse taal rijkelijk heeft beïnvloed, makkelijker is dan het Engels, antwoordde Mariona in haar moedertaal. Wanneer ze ons vroegen waarom we dan in vredesnaam Engels met elkaar praatten aangezien Mariona het Italiaans nagenoeg vloeiend verstaat en ik het Spaans, hadden we niet echt een heel duidelijk antwoord. Het blijft natuurlijk gek om in een andere taal te antwoorden dan dat er tegen je gesproken wordt, ook al versta je elkaar perfect. Enfin, na onze standaard introductie die even een paar seconden nodig had om te landen, barstten de vragen los. Wat deden we dan? En hoe kenden we elkaar? Het gaf meteen genoeg gespreksstof met de locals, al zitten Napolitanen – en Ischianen ook zo ontdekte ik – daar eigenlijk nooit om verlegen.
En terwijl ik daar in het water lag en de zon het water deed veranderen in een grote glitterende deken zoals duizenden sterren die in een donkerblauwe lucht fonkelen, realiseerde ik me dat er hier magie in de lucht zit
Het werden vier fantastische dagen op Ischia. Het hoogtepunt voor mij was, zoals altijd, het in de zee zijn. Zwemmen in water dat zo helder was dat ik de kleine visjes onder me door zag schieten. Al drijvend op mijn buik op de golven deinen met mijn blik op de horizon waar de zon langzaam onderging. Voor mij is er haast geen mooier gevoel dan dat. De golven spoelen letterlijk alle stress en zorgen van je af en daar in het water voelde ik de inspiratie als vanzelf komen. Waar het op het strand een drukte van jewelste kan zijn, is er in het water niks dan sereniteit. Elk geluid wordt door het kabbelen van de golven naar de achtergrond verdreven. Ik voelde hoe ik weer vervuld werd met nieuwe energie voor september, waarin het normale leven weer begint. En terwijl ik daar in het water lag en de zon het water deed veranderen in een grote glitterende deken zoals duizenden sterren die in een donkerblauwe lucht fonkelen, realiseerde ik me dat er hier magie in de lucht zit. Toen er op de laatste ochtend in Ischia ook nog opeens een lieveheersbeestje een hele tijd op mijn arm kwam zitten, was dat een bevestiging van die magie: dat fijne, energieke gevoel waarmee ik terug naar Rome ging.
Links en rechts begon men zich al hardop af te vragen of dit dan het einde van de zomer betekent. Maar… zo ver lijkt het nog niet te zijn
Tegen de tijd dat ik het derde wasje en bikini nummer vier op het droogrek hang is het inmiddels middag. Het wolkendek begint open te trekken en de zon piept toch nog even tevoorschijn, Het is super benauwd vandaag maar morgen, op de laatste dag van augustus, zullen de temperaturen hier een duik maken naar nog maar 20 graden. Links en rechts begon men zich al hardop af te vragen of dit dan het einde van de zomer betekent. Maar… zo ver lijkt het nog niet te zijn. Ondanks dat één september voor mij gevoelsmatig de start van het herfstseizoen betekent waarin het gewone leven weer gaat beginnen, blijkt de zomer nog niet helemaal klaar met Italië. De weersvoorspellingen gaan toch weer voorbij de dertig graden komend weekend, alsof de zon zich nog even op haar allerbest wil laten zien. Ach, zo erg vind ik dat nou ook wel weer niet, bedenk ik me, met het strand op korte afstand. Dus die bikini’s? Die zal ik nog maar even niet al te goed opbergen.
Fijn dat het uitstapje naar Ischia Mariona en jou goed bevallen is.