Een paar dagen geleden werd ik voor de krant geïnterviewd over hoe het voelt om niet meer terug naar huis te kunnen in Rome. Terwijl de journalist mij de vragen telefonisch stelde, merkte ik dat het stukje ‘niet meer naar huis kunnen’ eigenlijk allang irrelevant was geworden. Individuele belangen doen er even niet toe, nu we met z’n allen proberen deze grootste naoorlogse crisis zo goed mogelijk het hoofd te bieden. Precies op het moment dat de Italiaanse overheid besloot het land op slot te gooien, was ik een paar dagen in Nederland. Toeval? Of had het wellicht zo moeten zijn?
In het interview schrijft de journalist dat ik ‘mijn leven in de miljoenenstad mis’, en dat klopt. Echter, het is niet iets negatiefs
Hoe dan ook, inmiddels ben ik alleen maar dankbaar dat het zo is gelopen (net zoals mijn moeder die me dat dit weekend nogmaals op het hart drukte). In het interview schrijft de journalist dat ik ‘mijn leven in de miljoenenstad mis’, en dat klopt. Echter, het is niet iets negatiefs. Geen zwelgen in zelfmedelijden over dat ik nu niet terug kan. Het is een gemis vanuit dankbaarheid, een fijn gevoel van missen. Een gemis dat gepaard gaat met kriebels in mijn buik als ik denk aan het moment dat ik weer op het vliegtuig zal stappen.
Deze quarantaineperiode heeft mij nu al geleerd dat ik mijn dromen heel erg koester, en dat ik daar straks nog veel overtuigder voor moet gaan
Ik weet dat ik niet alleen voor mezelf spreek als ik zeg dat deze bizarre en verdrietige coronatijden waarin ons heel veel wordt ontnomen – van een borrel met vrienden tot een bezoekje aan dierbare familieleden – nog scherper aftekenen wat er nu echt toe doet in het leven. Deze quarantaineperiode heeft mij nu al geleerd dat ik mijn dromen heel erg koester, en dat ik daar straks nog veel overtuigder voor moet gaan. En terwijl ik bij mijn ouders thuis in Limburg de lentezon op mijn gezicht voel, sluit ik mijn ogen en droom ik even weg. Naar een Rome dat bruist van het leven onder een stralend blauwe lucht.
“Ciao cara!”, klinkt het als ik naar binnenstap, “un cappuccino?”
Ik ontwaak al vroeg door het zonlicht dat door de hoge ramen van mijn Romeinse slaapkamer naar binnenvalt. Het is een doodgewone dinsdagmorgen. Ik knijp even met mijn ogen en zie duizenden stofdeeltjes als glitters dansen in de felle stralen zonlicht. Buiten hoor ik de vogels fluiten, die dankzij de Villa Pamphilj, het enorme park dat grenst aan mijn straat, in grote getale om ons palazzo vliegen. Elke ochtend ga ik een cappuccino drinken. Om de dag probeer ik een nieuw barretje in de buurt, op alle andere dagen ga ik naar ‘mijn’ bar. Net zoals vandaag. De koffiezaak wordt gerund door de zoon van de eigenaar en zijn goede vriend, beiden een jaar of dertig. Types die je op het eerste gezicht eerder op een bouwplaats zou verwachten, of in een autogarage. Maar schijn bedriegt, want ze delen een eerste plek als beste barista’s van de buurt. Cappuccini zo schuimig en vol dat er wel een heel verfijnde en geduldig geperfectioneerde techniek achter moet zitten. De exacte reden waarom ik hier om de dag kom. “Ciao cara!”, klinkt het als ik naar binnenstap, “un cappuccino?”. Nog voordat ik ja heb geknikt, begint de melk-opschuimer al luidruchtig te sissen. Ik blader even door de krant die zoals elke dag op het kleine tafeltje naast de bar ligt, en moet lachen als ik terugdenk aan die ene keer toen ik het in mijn hoofd haalde aan dat tafeltje te gaan zitten. Een oudere meneer stapte binnen en onmiddellijk wisselden de twee barista’s een veelbetekenende blik uit. Vervolgens klonk er een hoop getier in het Romeins dialect waarvoor ik geen enkele moeite deed het te verstaan aangezien ik met een vriendin aan het bellen was. Toen ik vervolgens opkeek en de wilde armgebaren richting mij zag, met achter de bar twee grijnzende barista’s, besefte ik dat ik het onderwerp van zijn ergernis was. Ik was op ‘zijn’ stoel aan ‘zijn’ tafeltje gaan zitten. Hoe durfde ik! Mijn cappuccino is inmiddels klaar als de vrouw, of vriendin wellicht, van de zoon van de eigenaar binnenkomt met de kinderwagen. Ze hebben een kindje van nog maar een paar maanden oud. Zoals altijd vliegt hij enthousiast achter de bar vandaan om zijn kleine meisje uit de kinderwagen te tillen en haar vol trots buiten op het bankje haar fles te geven.
Ik schrik op uit mijn dagdroom als ik aan haar denk. Ze zou toch wel veilig binnenblijven nu en niet te eigenwijs zijn?
Ik glimlach en zwaai naar hem, nog altijd met de baby in zijn armen, als ik mijn weg vervolg, terug de heuvel op. Ik passeer de supermarkt en de naastgelegen tabaccheria en zie daar weer het oude vrouwtje dat me altijd een brede glimlach toewerpt. Ik schrik op uit mijn dagdroom als ik aan haar denk. Ze zou toch wel veilig binnenblijven nu en niet te eigenwijs zijn? De eerste keer dat ik haar tegenkwam was ergens gedurende de eerste dagen van december. Nadat we vijftien minuten achter elkaar in de rij hadden gewacht in de supermarkt – ‘even snel’ een boodschap halen is in Italië toch een net wat rekbaarder begrip – nam ze afscheid met ‘fijne kerst’. Meteen verontschuldigde ze zich voor het feit dat ze al een kerstwens had uitgesproken nog voordat de kerstboom opgezet werd, maar, zo voegde ze er snel aan toe, ze kon het maar beter al gezegd hebben voor het geval we elkaar niet meer zouden tegenkomen. Ze leek er oprecht bezorgd over, en ik neem me voor de volgende keer een wat langer praatje met haar aan te knopen.
Hoewel het ene zaakje er nog knusser uitziet dan het andere, besluit ik door te lopen. Ik heb mijn shot cafeïne immers al gehad vanochtend en bovendien heb ik een doel voor ogen
Ik vervolg mijn weg. Vanuit Monteverde Vecchio, de prachtige buurt waar ik woon, loop ik naar Trastevere, een route die ik inmiddels kan dromen. Over de Gianicolo heuvel – één van de zeven heuvels waarop Rome gebouwd is – waar ik me maar weer eens vergaap aan het uitzicht. Vanuit hier zie je heel Rome liggen, met het Altare della Patria op Piazza Venezia aan de rechterkant en meer naar links de majestueuze koepel van de Sint-Pieter. ’s Avonds zit het hier vol met stelletjes en groepen vrienden die dankbaar gebruik maken van de mobiele drankkramen voor hun koud biertje, fles wijn en patatine, chips. Nu zijn er vooral toeristen die tientallen selfies schieten met dit adembenemende panorama. Eenmaal beneden bevind ik me opeens in de smalle straatjes van Trastevere. Een prachtige Romeinse wijk met terracotta, okergele en zalmroze huizen gebouwd in lang vervlogen tijden. De doorgang in de straatjes wordt nog krapper door de talloze terrasjes – twee of drie tafeltjes met stoeltjes die standaard wiebelen door de ongelijke ondergrond van kinderkopjes – die dankbaar gebruik maken van de schaduw tussen de gebouwen. Hoewel het ene zaakje er nog knusser uitziet dan het andere, besluit ik door te lopen. Ik heb mijn shot cafeïne immers al gehad vanochtend en bovendien heb ik een doel voor ogen. Terwijl ik de straatjes vol kleine pasticcierie, macellerie en salumerie doorkruis, zie ik opeens een bekende ingang met grote zwarte letters voor me opdoemen. Het is de goed verscholen, oude en kleine bioscoop van Trastevere met zijn stoffige, pluchen en doorgezakte stoelen en schermen die niet veel groter zijn dan de gemiddelde flatscreen TV die men tegenwoordig in de woonkamer heeft hangen. Grinnikend denk ik terug aan die zondagmiddag in februari toen we naar de film van zes uur gingen en er letterlijk alleen maar grijze hoofden om ons heen zaten. Gezellig tussen de bejaarden die ons nieuwsgierig opnamen trokken we met z’n tweeën de gemiddelde leeftijd toch zo’n twintig jaar omlaag.
Even later steek ik Piazza Campo dei Fiori over met zijn dagelijkse markt waar ik het niet kan nalaten de truffelolie te proeven. Goddelijk!
Trastevere wordt gescheiden van de oude binnenstad door de rivier de Tevere die door de eeuwige stad kronkelt, en ik kom via de Ponte Sisto aan de overkant. Op deze brede voetgangersbrug staan wel drie verschillende straatartiesten en ik geniet van de diepe, dramatische klanken van de cello. Even later steek ik Piazza Campo dei Fiori over met zijn dagelijkse markt waar ik het niet kan nalaten de truffelolie te proeven. Goddelijk! Ik slinger verder door de kleine straatjes, en passeer kerken en fonteinen. Ik arriveer bij de Largo di Torre Argentina: een soort openluchtmuseum dat in de volksmond beter bekend staat als het kattenforum. Allemaal ruïnes uit het oude Romeinse rijk dat qua oppervlakte ongeveer zo groot is als een voetbalveld en ettelijke meters diep in de grond ligt. De huidige bewoners zijn nog net zo eigenwijs en scherpzinnig als de oude Romeinen, tegenwoordig wonen er namelijk tientallen katten. Ook nu probeer ik ze te tellen, wat nog best lastig is aangezien ze zich altijd goed verstoppen overdag. En terwijl ik aan de katten van Rome denk, besef ik opeens hoe gek deze coronasituatie nu moet zijn voor ze. Uitgestorven straten en geen hordes toeristen die ze komen aaien en stukjes prosciutto voeren. Toch denk ik dat het ze weinig kan deren nu ze het rijk voor zich alleen hebben. Waarschijnlijk vinden ze het heerlijk rustig zo.
Ik loop langs de zijkant van het meest indrukwekkende gebouw van Rome en pas als ik het al zo’n twintig meter voorbij ben en midden op het plein sta, draai ik me om
Vanuit de poezen is het maar een paar minuutjes lopen naar mijn favoriete plek in de stad. Een plek die me elke keer de adem beneemt. Toch is het niet mijn eindbestemming vandaag, maar zoals altijd ga ik er wel heen. Via Piazza Minerva – waar op de buitenmuur van de kerk met een speciale steen is aangegeven tot hoe bizar hoog het water heeft gestaan tijdens een van de overstromingen waarbij velen Romeinen zijn verdronken – benader ik Piazza della Rotonda. Ik loop langs de zijkant van het meest indrukwekkende gebouw van Rome en pas als ik het al zo’n twintig meter voorbij ben en midden op het plein sta, draai ik me om. In volle glorie en statig als altijd lacht het Pantheon me toe. De sfeer op dit plein is magisch en verlekkerd staar ik naar de antica salumeria die pal naast het majestueuze gebouw ligt. Ondanks dat het door zijn gouden ligging en karakteristieke uitstraling – boven de ingang is een prachtige fresco van Maria te bewonderen – dagelijks honderden toeristen trekt, heeft de decennia-oude zaak niet aan kwaliteit ingeboet. Ik trakteer mezelf op een panino met prosciutto en mozzarella, die je overigens in gewicht betaalt, en ga op de trappen van de fontein zitten om ‘m rustig op te eten. Ik kijk op naar het unieke huis aan de andere kant van het plein dat elke keer weer mijn aandacht weet te trekken door het hemelsblauwe pleisterwerk. Vermoedelijk een van de enige blauwe, en zonder twijfel een van mijn favoriete, huizen in heel Rome. Ik weet niet hoe vaak ik me al heb afgevraagd wie er door de eeuwen heen gewoond hebben.
“Ah, ma sei Milanese?”, kom je uit Milaan? “Zoiets!”, roep ik.
Ik haast me het smalle, maar met toeristische eettentjes volgepakte, straatje in en bereid me voor op het spel dat alle jonge obers hier spelen om je aandacht te trekken. “Ciao miss, are you American? Russian?” “Are you Nicole Kidman? Shakira?” “Are you hungry, we have the best pasta for you. For free!”. Wanneer ik ze in rap Italiaans antwoord (als je iets maar vaak genoeg zegt, komt het er na verloop van tijd vanzelf vloeiend uit) lichten hun ogen op. “Ah, ma sei Milanese?”, kom je uit Milaan? “Zoiets!”, roep ik.
Al likkend aan mijn ijsje begin ik ongeduldig te worden en ik versnel mijn pas
Eenmaal de hysterische perikelen van het toeristenstraatje overleefd, sta ik op Piazza di Pietra. Ik kan dit pleintje nooit oversteken zonder te denken aan het schouwspel dat ik hier gadesloeg in de zomer van 2016. Een man en een vrouw – beiden minstens vijftig jaar – hadden hun blauwe, jaren vijftig Vespa lukraak geparkeerd, midden op het plein. De man, met platte pet en geruite broek die werd omhooggehouden door bretels, zwierde de dame met haar volle bos krullen in het rond zodat haar bloemetjesjurk vrolijk omhoog wapperde. Lachend en nahijgend van hun dans kwamen ze weer op adem tegen de oranjekleurige muur van het imposante gebouw dat het pleintje begrenst. Vlak hierna volgde natuurlijk de kus, die op een luid applaus kon rekenen van eenieder die getuige was van dit prachtige en liefdevolle moment midden op de dag. Vandaag is het er echter rustig. Geen Hollywoodfilm-achtige liefdesscènes, maar ook geen lange rij voor de gelateria, en even later heb ik dan ook een gigantische gelato in mijn handen in mijn favoriete smaak: anguria (watermeloen). Al likkend aan mijn ijsje begin ik ongeduldig te worden en ik versnel mijn pas. Zigzaggend tussen de winkelende mensen laat ik de drukke Via del Corso, Rome’s belangrijkste winkelstraat, in rap tempo achter me en het gigantische Altare della Patria op Piazza Venezia torent steeds hoger boven me uit. Even twijfel ik of ik naar mijn geheime plekje zal gaan van waaruit je een prachtig uitzicht hebt, door de hoge trappen aan de rechterkant achter het gebouw te beklimmen, maar ik doe het niet. Ik wil namelijk geen tijd meer verliezen nu en sla linksaf. Vanaf dat moment doemt mijn eindbestemming voor vandaag op aan de horizon. Tweeduizend jaar oude geschiedenis die nog fier overeind staat, ondanks alle aardbevingen, overstromingen en oorlogen. Waar je bij het Pantheon de sereniteit en vredigheid in de lucht voelt hangen, voel je rondom het Colosseum de adrenaline nog altijd. Toch blijft de brede muur aan de rand van Monti, de hippe volksbuurt naast het Colosseum, een van de fijnste plekjes om te gaan zitten en weg te dromen. Eindelijk aangekomen plof ik neer, mijn benen bungelend over de rand. Ik voel de warmte van de felle lentezon in mijn gezicht en knijp mijn ogen half dicht als ik opkijk naar de vogels die onder de honderden bogen van de eeuwenoude arena doorvliegen. Een aangenaam briesje waait langs mijn gezicht en het lawaai van de stad verdwijnt naar de achtergrond. Ik sluit mijn ogen en bedenk me dat ik helemaal nergens meer heen hoef vandaag. Ik ben precies waar ik moet zijn.
Mooie beschrijving van een wandeling door een gedeelte van het oude Rome!
Ik waande me weer even terug in 2007, met vwo naar Rome!
Heel fijn om te lezen. Groetjes
Heerlijke blog. Het lijkt of ik erbij ben. Kus
Anne, Ik zie de beelden voorbij komen. Natuurlijk niet van alles, maar jij schrijft zo mooi dat ik er de Romaanse kleurige steegjes en gebouwen bij denk
Ik hoop dat je straks weer met kriebel in de buik terug kunt gaan naar je appartement in Monteverde Vecchio. Liefs Detje