Rome zou afgelopen vrijdag het middelpunt van Europa zijn geweest. In het Stadio Olimpico zou namelijk het 16eEuropees Kampioenschap voetbal afgetrapt worden. Miljoenen ogen hadden vol verwachting gadegeslagen hoe 22 mannen, de één zichtbaar nerveus, de ander met een haast surrealistische kalmte over zich heen, richting de middenstip waren gelopen, Italiaanse kinderen aan hun hand, terwijl de muziek in het stadion de mensenmassa had opgezweept, de spanning voelbaar in huiskamers in heel Europa. Dat moment net voor het startsein waarin het heel even doodstil is omdat men collectief de adem inhoudt. Hoopvol. Verwachtingsvol. En dan het oorverdovende gejuich als de bal zijn eerste meters over het verse gras aflegt. Een opera d’arte, een kunstwerk, van twee keer 45 minuten. Wat was het mooi geweest.
Johan Cruijff verwoordde het ooit zoals niemand anders dat kon: “Italianen kennen niet van je winnen maar je ken wel van ze verliezen”
Italië en Nederland verschillen behoorlijk van elkaar, maar als er één grote overeenkomst aan te wijzen is, is het wel dat het allebei echte voetballanden zijn. De liefde voor het balspel zit diepgeworteld en beide landen hebben een reputatie als het om voetbal gaat. Ze zijn aan elkaar gewaagd. Johan Cruijff verwoordde het ooit zoals niemand anders dat kon: “Italianen kennen niet van je winnen maar je ken wel van ze verliezen”. Andersom hebben de Italianen ontzag voor Nederlandse spelers, al zullen ze nooit een kans onbenut laten plagend te vragen hoe vaak Nederland de wereldtitel ook alweer heeft gewonnen terwijl ze achteloos vier vingers voor je neus wapperen en haast een meter groeien van trots. Italië behoort met haar vier wereldtitels tot één van de meest succesvolle landen in de voetbalgeschiedenis ooit. Elke Nederlander die wel eens in Italië is geweest zal zich dan ook de ontmoetingen met locals herinneren waarbij de eerste reactie nadat je hebt gezegd uit “Olanda” te komen was: Ah, Marco van Basten! Ruud Gullit! Frank Rijkaard! Johan Cruijff! (Zjohaan Croif!). De eerste drie hebben zich onsterfelijk gemaakt als gouden trio bij AC Milan en de faam van Johan Cruijff behoeft natuurlijk geen verdere uitleg.
Het ultieme bewijs dat we ons hier in het doorgaans zo efficiënte Nederland wel druk kunnen maken om zoiets ‘onbenulligs als een spelletje’, en dat er wel degelijk kokend bloed door onze aderen stroomt
Ik hou er zó van. Zo’n groot toernooi dat een zinderende zomermaand lang voor beroering zorgt, samenhorigheid, collectieve vreugde èn frustratie. Ik vind voetbal een prachtige sport, maar misschien hou ik er nog wel meer van omdat het haast de enige gelegenheid is dat de anders zo nuchtere Hollanders zich eens laten gaan. Uitzinnig worden van vreugde. Eer doen aan de gracieuze maar explosieve leeuwen waarmee we ons dan maar al te graag identificeren. Het ultieme bewijs dat we ons hier in het doorgaans zo efficiënte Nederland wel druk kunnen maken om zoiets ‘onbenulligs als een spelletje’, en dat er wel degelijk kokend bloed door onze aderen stroomt. Iedere keer ben ik in januari al verheugd als ik me realiseer dat we in een ‘voetbaljaar’ zitten en gedurende het hele toernooi geniet ik van de vanzelfsprekendheid dat er elke dag wedstrijden op TV zijn.
Als echte oranje-fan verbaasde het me dat ik die passie ook voor een ander land kon voelen. Maar het kon, en in mijn mooiste blauw – dat blauw doet toch meer voor je dan oranje – en met de Italiaanse tricolore op mijn nagels gelakt kon ik de penaltyreeks tegen de Duitsers vanuit mijn krukje in het centrum van Rome haast niet aanzien van spanning
Geen ander land dan Nederland heeft zo vaak in een WK-finale gestaan zonder het ooit te winnen. De afgelopen twee toernooien ging het echter helemaal mis: we kwalificeerden ons überhaupt niet. Dat Nederland schitterde van afwezigheid op het EK in 2016 kon ik nog wel verkroppen, ondanks dat het een vreemde gewaarwording was. Voor het eerst in mijn leven was Oranje er niet bij. Maar ik woonde destijds in Italië en de azzurri, het Italiaanse elftal, leken in topvorm. Een prachtig team om met hart en ziel toe te juichen. Als echte oranje-fan (ik stond tussen 180 duizend fans op het Museumplein in 2010 toen een Spanjaard genaamd Iniesta in de verlenging de Oranje droom als een zeepbel deed uiteenspatten) verbaasde het me dat ik die passie ook voor een ander land kon voelen. Maar het kon, en in mijn mooiste blauw – dat blauw doet toch meer voor je dan oranje – en met de Italiaanse tricolore op mijn nagels gelakt kon ik de penaltyreeks tegen de Duitsers vanuit mijn krukje in het centrum van Rome haast niet aanzien van spanning. Na dit toernooi beleefden echter ook de azzurri een mineur en ik was verbijsterd toen het definitief was dat zowel Nederland als Italië zich niet hadden weten te kwalificeren voor het WK in 2018. Braaf keek ik die zomer alle wedstrijden maar de glans was er wel een beetje vanaf.
Met twee teams om voor te juichen kon ik niet meer wachten. Tot ik opeens werd bestookt door een heel onaangenaam gevoel
Hoe anders zou 2020 worden. Met Nederland en Italië beiden weer in topvorm kon het niet anders dan dat we het positieve resultaat gingen zien op het eerste Europese toernooi met niet slechts één, maar wel twaalf gastlanden. Mijn nieuwe Italiaanse thuisstad zou het decor zijn voor de openingswedstrijd en de Nederlandse Martin Garrix zou het officiële EK-lied maken. Met twee teams om voor te juichen kon ik niet meer wachten. Tot ik opeens werd bestookt door een heel onaangenaam gevoel. Zou het kunnen dat Nederland en Italië tegenover elkaar kwamen te staan? Snel googelde ik het voorlopige speelschema. Als Italië als winnaar uit de groep zou komen, en Nederland als tweede, zouden ze in de achtste finale al tegen elkaar spelen. Oh God. Een knock-outwedstrijd. Wie zou wie naar huis sturen?
Toch zou het een prachtige wedstrijd zijn. Tweeëntwintig spelers al dansend over het veld in de hedendaagse uitvoering van een blauw-oranje gladiatorengevecht
Ondanks dat ik niets liever had gewild dan dat we ons momenteel massaal zouden onderdompelen in voetbalsferen, ben ik stiekem een heel klein beetje opgelucht. Het eventuele nachtmerriescenario dat Nederland de Italianen uitschakelt of andersom wordt nog een jaartje uitgesteld. Toch zou het een prachtige wedstrijd zijn. Tweeëntwintig spelers al dansend over het veld in de hedendaagse uitvoering van een blauw-oranje gladiatorengevecht. Zou ik ook gewoon voor beide teams kunnen zijn? Me kunnen opdoffen in het oranje èn helderblauw? Van de allereerste les kunst op de middelbare school heb ik onthouden dat het complementaire kleuren zijn. Oftewel: er is geen enkele kleur die meer contrasteert met oranje dan blauw. De symboliek van twee landen die qua cultuur zo ver van elkaar afstaan is treffend. Toch kan ik me herinneren dat de juf zei dat complementaire kleuren juist goed bij elkaar passen, het fenomeen dat in de mode colour blocking heet. Opgelucht haal ik adem, ik zou dus nog steeds prima voor de dag komen in het modieuze Italië. Subtiele tinten kobaltblauw afgemaakt met oranje details. Een opera d’arte aan mijn lijf. Hey, ik blijf immers een meisje dat voetbal kijkt.
Sport verbroederd zegt het spreekwoord toch? Leuke blog.
Maar in dit corona-jaar zullen we verstoken blijven van alle (grote) evenementen……