Als carnaval ooit is ontstaan met het idee om ons als het ware door een driedaagse tunnel die bolstaat van vreugde en kleur van de winter naar de lente te leiden, is dat dit jaar meer waarheid geworden dan ooit. Want mamma mia, het is lente.
Het idee dat er ooit ‘te veel’ gezellige pleintjes kunnen zijn met barretjes op de hoek waar gezinnen op zondagochtend koffiedrinken terwijl de kinderen om de barokke fontein rennen, is in Rome nog nooit bij iemand opgekomen
En op deze allereerste zondag van de lente – ja ja, ik weet wel dat het nog maar februari is, maar toch – zit ik aan een cappuccino met twee ciambelline all’anice op Piazza Farnese. Voor de Rome-kenners, dat is een prachtig pleintje naast het prachtige plein Campo di Fiori. Elk steegje leidt hier namelijk weer naar een nieuw pleintje. Het idee dat er ooit ‘te veel’ gezellige pleintjes kunnen zijn met barretjes op de hoek waar gezinnen op zondagochtend koffiedrinken terwijl de kinderen om de barokke fontein rennen, is in Rome nog nooit bij iemand opgekomen. En gelukkig maar.
Echter, Italië zou Italië niet zijn als er niet vijf verschillende formulieren zouden bestaan en ik zou mezelf niet zijn als ik niet alsnog te laat bij de gate zou aankomen waar me werd verteld dat ik natuurlijk het verkeerde formulier had ingevuld
Het was afgelopen donderdag dat ik ben teruggevlogen naar Rome. Om 8 uur ’s ochtends zat ik al in de trein richting Schiphol, vanwaar ik normaal gesproken eigenlijk nooit vlieg. Want het blijft gek, om eerst meer dan 2 uur in de trein richting het noorden te zitten en vervolgens 2 uur in het vliegtuig naar het zuiden. Dat voelt toch een beetje alsof je vanuit Rome via Napels naar Milaan zou gaan. De negatieve testuitslag had ik goed opgeslagen op mijn telefoon en na een cappuccino van vijf euro op het vliegveld die nog niet half zo goed smaakt als die in Rome (maar we weten allemaal dat dat erbij hoort) was het tijd om te gaan boarden. Ik wist dat ik om Italië in te mogen een formulier moest invullen en had de dag van tevoren driedubbel gecheckt en aan verschillende vrienden gevraagd welk formulier ik dan moest hebben. Echter, Italië zou Italië niet zijn als er niet vijf verschillende formulieren zouden bestaan en ik zou mezelf niet zijn als ik niet alsnog te laat bij de gate zou aankomen waar me werd verteld dat ik natuurlijk het verkeerde formulier had ingevuld. Op de rug van een medepassagier heb ik vervolgens dan ook snel het goede formulier ingevuld terwijl bijna iedereen inmiddels al aan boord was. Vervolgens bleek ik nog niet klaar voor de reis. Ik had namelijk niet het goede masker op, maar gelukkig heb ik een moeder die bij dit soort dingen nadenkt en uit voorzorg de juiste medische maskers had gekocht en in mijn tas gestopt. Eenmaal in het vliegtuig op stoel 22F (als het even kan, kies ik rij 22, dat mijn geluksgetal is zolang ik me kan herinneren), had ik het gevoel in de jaren tachtig te zijn beland. Het toestel van Alitalia was zo’n klein exemplaar met slechts twee stoelen aan weerszijden van het middenpad en vriendelijke Italiaanse stewardessen van middelbare leeftijd in groene mantelpakjes.
Op Fiumicino, het vliegveld van Rome, werd elke passagier staande gehouden. Kon je een negatieve test laten zien, mocht je doorlopen en is de quarantaine niet verplicht
Op Schiphol werd er niet om een negatieve test gevraagd. Wel had ik opeens het gevoel van alle kanten in de gaten gehouden te worden aangezien het nu pas opviel hoeveel beveiliging er eigenlijk op een vliegveld rondloopt, als de vertrekhal en gates verder nagenoeg verlaten zijn. De vlucht verliep vlekkeloos en na twee uur zag ik de Middellandse Zee schitteren onder een blakende zon. Onmiddellijk voelde ik die welbekende kriebel in mijn buik. Op Fiumicino, het vliegveld van Rome, werd elke passagier staande gehouden. Kon je een negatieve test laten zien, mocht je doorlopen en is de quarantaine niet verplicht. Meno male, oftewel godzijdank.
Ondanks dat mijn nieuwe, tijdelijke huis in het hart van de oude stad prachtig is met haar houten balkenplafond en blauw-geschilderde dubbele deuren die zo smal zijn dat ik er maar net doorheen pas, voel ik een enorme drang om buiten te zijn
Want om nu met dit schitterende lenteweer in quarantaine te zitten, zou een bittere pil zijn om te slikken. Ondanks dat mijn nieuwe, tijdelijke huis in het hart van de oude stad prachtig is met haar houten balkenplafond en blauw-geschilderde dubbele deuren die zo smal zijn dat ik er maar net doorheen pas, voel ik een enorme drang om buiten te zijn. Zeker omdat het werkelijk fantastisch voelt om eindelijk weer een koffie in de zon op een terras te kunnen drinken, en ik nogmaals besef hoe bars en restaurants het hart zijn van het sociale leven in de stad. Dus die vroege lente die nu haar intrede doet – van Nederland tot Italië – is simpelweg een cadeautje. En dit is niet de eerste keer dat de weergoden onze situatie lijken proberen te verzachten. Denk maar aan het geweldige voorjaar tijdens de eerste lockdown vorig jaar dat ons, ook dankzij het vele thuiswerken, al in april een heerlijk kleurtje had bezorgd, de strenge vorst en ijspret in Nederland tijdens carnaval vorige week en het feit dat november in Rome – gewoonlijk de regenmaand – zonovergoten was. Alles wat wij hoeven te doen is er ongelimiteerd van te genieten, zodat elke lockdown – hoelang ze ook nog mogen duren en of de barretjes nu wel of niet al open zijn – later herinnerd mogen worden door al die kleine maar oh zo belangrijke en mooie momentjes onder de zon. Of zoals een carnavalsliedje al in 1955 bezong: “Det duit ‘m ’t veurjaor, det duit ‘m ’t lèntewaer”…