Weekblog #139: Toen ‘il dolce far niente’ bittere noodzaak werd

Het is een levenskunst die uitgevonden werd door de Italianen en ze ook nog eens zo poëtisch wisten te benoemen: il dolce far niente. Oftewel: de kunst van het nietsdoen. Eindeloos tafelen op zondagmiddag, om daarna met een zonnehoed languit in de hangmat te gaan liggen soezen, terwijl de lome klanken van jazzmuziek je oren bereiken vanuit een krakende grammofoonspeler die iemand aan heeft gezet vlakbij een open raam. Soms een droom, soms de werkelijkheid en haast standaard het decor van een oude Italiaanse filmscene. 

Il dolce far niente opgelegd als voorzorgsmaatregel door de Italiaanse regering

Maar af en toe, zoals afgelopen week, is il dolce far niente heel wat minder romantisch dan doet vermoeden. Het is bittere noodzaak en heeft dan ook een andere naam, en wel: Code Rood. Il dolce far niente opgelegd als voorzorgsmaatregel door de Italiaanse regering in maar liefst 22 steden in het hele land, van noord naar zuid. Want het was heet, ongelofelijk heet. In mijn laatste week in Rome schommelden de temperaturen zo constant rond de veertig graden. Meestal bleef het er net onder hangen, met 39 graden op de teller, maar vorige week maandag en dinsdag schoot de temperatuur door die toch ietwat psychologische grens van veertig graden heen: 41 graden. En zoals de Italianen zelf zeggen: ze waren alle 41 goed te voelen…“Si sentivano tutti e 41… 

Er gold het dringende advies om overdag tussen elf en zes geen fysieke activiteiten te ondernemen. Maar met een verhuizing op mijn to-do-lijstje, bleek dat onmogelijk

Code rood dus, las ik, maar wat houdt dat dan in? Onder andere het dringende advies om overdag tussen elf en zes eigenlijk geen fysieke activiteiten te ondernemen. Maar met een verhuizing op mijn to-do-lijstje, bleek dat onmogelijk. Zoals in de vorige blog al omschreven, zou ik de stad gaan verlaten voor de maanden juli en augustus, en wel precies om deze reden. 

Naar het strand gaan is wel het aller-slechtste idee dat je op zo’n dag kan opvatten

Ik kan niet anders zeggen dan dat het afzien was. Van maandag tot vrijdag was ik bezig met spullen uitzoeken, spullen inpakken en spullen wegbrengen. Behalve woensdag, toen ik een essentiële pauze inlaste van alle verhuisperikelen. Het was de dag van San Pietro e Paolo, de patroonheiligen van Rome, en daarmee een vrije dag voor alle Romeinen. Naar het strand gaan is wel het aller-slechtste idee dat je op zo’n dag kan opvatten, aangezien de rest van de stad precies hetzelfde doet. Maar gelukkig stellen mijn vrienden, geboren en getogen in de dorpjes rondom Rome en daarmee echte locals, nooit teleur en zij wisten dan ook precies waar we wel naartoe konden gaan: de niet-toeristische en ook ietwat onbegaanbare kant van het meer van Castel Gandolfo, op nog geen half uur van Rome. 

We installeerden ons er op onze handdoeken en al snel toverde mijn gezelschap stukken pizza en een fles wijn uit de rugzak

Eenmaal hier, viel mijn mond open. Ik was weliswaar al vaker aan het meer geweest, maar nog niet eerder aan deze kant. We klauterden vanuit het dichte bospad door de struiken omlaag, terwijl ik me van de ene tak op de andere tak liet zakken. Even later stonden we op een partij rotsen die vanuit het water oprees. We installeerden ons er op onze handdoeken en al snel toverde mijn gezelschap stukken pizza en een fles wijn uit de rugzak. Ik zwom in kristalhelder water met vissen en schildpadden, die hier ooit door losgelaten zijn en er sindsdien leven. Omgeven door de indrukwekkende natuur was er, behalve wat zwemmers en kanoërs die sporadisch langskwamen, helemaal niemand te bekennen. We zwommen, deden dutjes op de rotsen en aten pizza. En voor één dag afgelopen week was il dolce far niente weer even echt zoals het bedoeld is, en niet Code Rood. Mij kon je niet gelukkiger maken.

1 thought on “Weekblog #139: Toen ‘il dolce far niente’ bittere noodzaak werd”

Comments are closed.